Patroonheilige Sint-Pieterskerk Pellenberg





Bouwgeschiedenis Sint-Pieterskerk Pellenberg


De huidige ingang aan de westzijde heeft de toren vóór de bouw van de classicistische beuk nooit gehad. De romaanse kerk had waarschijnlijk een kleine ingang aan de zijkant, zoals gebruikelijk bij kleine dorpskerken.
Toren en schip waren met een rondboog verbonden. Vroeger verleende die waarschijnlijk toegang vanuit de toren naar het dakgebinte van de romaanse kerk. Een eigenlijke torentrap is er niet, men moet dus gebruik maken van ladders om de toren te beklimmen.
Het oude kerkje kwam met de nok van het dak slechts tot aan de basis van het romaanse galmgat aan de oostzijde. Later werd er een tweede kerkje gebouwd met een hoger, spitser dak dat het romaanse galmgat bedekte. De hoogste verdieping van de toren werd gedeeltelijk afgebroken en dat deed drie van de vier oorspronkelijke galmgaten verdwijnen. Het gat aan de oostzijde wordt toegemetseld en deze muur van de toren wordt gebruikt als steunmuur voor het nieuwe dak van het schip.
Vervolgens werden aan de toren twee nieuwe geledingen toegevoegd. Ijzerzandsteen komt er niet meer in voor en de twee verdiepingen worden door een lijst gescheiden. Bovenaan komen er een reeks nieuwe (gotische) galmgaten.
Romaanse toren Sint-Pieterskerk Pellenberg

De toren was vroeger een verdieping lager dan nu. Door de verhoging achteraf is het nu de slankste romaanse toren van Brabant. De gevelbreedte is 3,80 m breed, terwijl een doorsnee toren toch meestal 7 à 8 m breed is.
De toren bezit een aantal interessante details:
De toren heeft geen ingang aan de westzijde en vertoont geen hoeksteunen en geen versiering. Zo verschijnt hij als een typische toren van de Maaslandse romaanse groep. De toren stond oorspronkelijk ook vrij tegen de kerk aan. De huidige kleine bijgebouwen waarin de toren nu ingebouwd is, dateren uit de 19de eeuw.
Een kleurenwisseling van witte en bruine steen, speklagen genoemd, komt aan de buitenzijde van de torenromp voor tot op een hoogte van ca. 10 meter.


Deze onderste zone van de toren kan dus ofwel ouder zijn dan het hogere gedeelte, en een nog bestaand stuk van een vroegere oudere toren uitmaken, ofwel opgetrokken zijn met bouwmateriaal van de oudere, toen afgebroken kerk.
Zeldzaam is ook het kleine ronde rozasje vooraan in de westmuur van de toren dat in het Leuvense verschijnt rond 1220. Een afwisseling van bruin en wit doet aan zonnestralen denken. Deze rozas was vroeger zichtbaar van in de kerk en diende als enige verlichting voor het gelijkvloers van de toren.
Iets hoger vinden we smalle lichtspleten die naar binnen toe uitlopen op een rondboog. Deze spleten hadden vroeger waarschijnlijk een defensieve bedoeling, namelijk schietgaten. Boven zo één schietgat zijn er stenen in een visgraatverband of aarverband aangebracht.
Tussen de tweede en de derde geleding van de toren zijn hoog in de zuidermuur (buitenzijde) drie kleine stenen te zien. De middelste is in ijzerzandsteen, de buitenste twee in witte steen. Ze steken uit en zijn verweerd. Toch zijn er met wat goede wil gezichten in te zien. In de middelste steen is duidelijk een ruw gehouwen mensenhoofd te herkennen.

Op 3 oktober 1914 werd door een Duits kanon de torenspits en het grootste gedeelte van de galmgatverdieping van de kerk geschoten. Boven de huidige galmgaten zien we een witstenen daklijst en daarboven verhief zich vroeger de lage spits.
