Overweging bij de eerste zondag van de Advent (1)
Ik zou God wel eens willen ervaren, zoals je dat leest bij de mystieken – je weet wel, die personen die bij hun religieuze oefeningen of meditatie overweldigd worden door een intense ervaring van het goddelijke. Of zoals bij Charlotte Rørth (2), Deense onderzoeksjournaliste en ‘moderne ongelovige’, die in 2008 en 2013 een vreemde ontmoeting had in een Spaans kerkje. Na jarenlang onderzoek, tientallen gesprekken en lang twijfelen had ze geen andere keuze dan te aanvaarden dat ze Jezus echt had ontmoet.
Ik heb zoiets nog nooit gevoeld of ervaren. Ik moet het bijgevolg doen met de vele beelden en gelijkenissen die mij steeds opnieuw tegemoetkomen uit dat uitgebreide Bijbelverhaal. Of ik in dat verhaal geloof? Geloven in de betekenis van vertrouwen, overgave en hoop: geef ik mij over, als in een vriendschap, als in een grote liefde, aan die woorden, dat Hij trouw en genadig is? Aan die tartende beeldspraak dat Hij ons hoort en ziet? En dat Hij sterker, eeuwiger is dan de dood?
Geloof ik dat? Ik durf het aan, ik heb het lief, dat visioen. In de eerste plaats omdat het goddelijke zo menselijk is geworden in Jezus. God is mens geworden en dat fantastische gebeuren vieren we ieder jaar met Kerstmis. Het is zo ingrijpend en zo beslissend, dat het jammer zou zijn, als we dat feest zouden beperken tot die ene dag. Precies daarom is de advent ook zo’n aangename periode: het is een periode van verwachten, van uitkijken naar de geboorte, naar de komst van God op aarde, naar de mens-wording.

Precies dat menselijke van God spreekt me aan, ook omdat het te bevatten valt. Jezus’ geboorte en menswording maken het goddelijke zo herkenbaar voor ons, dat het nooit meer weg te denken valt. Meteen krijgt de hele bijbel een spoor van menselijkheid: mensen in de bijbel zijn niet langer uit graniet gehouwen; ze zijn niet langer ‘vanzelfsprekend’ heilig, maar mens zoals jij en ik. En wat in de bijbel gebeurt, vindt plaats doordat gewone mensen aangeraakt zijn door God.
Daarom hou ik van de advent: hij doet ons hoopvol uitzien naar dat wonder van liefde, naar die dag waarop we opnieuw aangeraakt worden door God!
Hubert De Neve
Liturgische Ploeg
(1) Geïnspireerd door Huub Oosterhuis, De God van mijn jeugd. In: Trouw, 3 nov. 1998.
(2) Charlotte Rørth, De dag dat ik Jezus ontmoette. Bekentenissen van een moderne ongelovige. Amsterdam, Wereldbibliotheek, 2017.
Muziek bij de eerste zondag van de Advent
Johann Sebastian Bach heeft een enorme hoeveelheid cantates gecomponeerd, steeds voor een bepaalde zondag, een feestdag of andere kerkelijke gelegenheden. Zo deed hij ook voor de eerste zondag van de Advent. Gedurende vier weken wordt uitgekeken naar de geboorte van Jezus Christus met Kerst. Een van de cantates die Bach voor deze eerste zondag van de Advent schreef, is het prachtige “Nun komm, der Heiden Heiland” (duur: c.14 min.).
Je kunt deze cantate beluisteren via deze link, in een schitterende uitvoering van het Collegium Vocale onder leiding van Philippe Herreweghe.De cantate telt zes onderdelen. Het stuk opent op een manier waarop Bach dat wel vaker deed met startpunten: we worden met een statige Franse ouverture het kerkelijk jaar binnengeleid. Net zoals de Franse koning zou binnenkomen in zijn luxueuze salon, doet hier de Heiland zijn intrede.
Na een kort recitatief en een mooie tenor-aria (Komm Jesu) volgt een bijzonder arioso voor de bas (Siehe, Ich stehe vor der Tur), met prachtige getokkelde violen. Een vredige sopraan-aria (Öffne dich, mein ganzes Herze) leidt ons naar het feestelijke slotkoraal (Amen, komm du schöne Freudenkrone). En zo worden we langzaam warm gemaakt voor het kerstgevoel.
